Parliamentary bill and explanatory memorandum concerning the purchase of a map of Surinam made by Johan Cateau van Rosevelt and J.F.A.E. van Lansberge
- Details
- Links
ID
357Record Type
Report
Date(s)
Permalink(s)
Source(s)
Handelingen van de Eerste en Tweede Kamer 1879-1880, Bijlagen, no. 164: 1-3, pp. 1-2
Transcription
Bijlagen. 164-1.3. Tweede Kamer.
Verhooging van de koloniale huishoudelijke begrooting van Suriname voor het dienstjaar 1880.
(...) Ontwerp van wet.
Wij Willem III, enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo wij in overweging genomen hebben, dat de noodzakelijkheid is gebleken eener verhooging der koloniale huishoudelijke begroting van Suriname voor het dienstjaar 1880, definitief vastgesteld bij de wet van den 24sten januarij 1880 (Staatsblad n°14);
(...) Artikel 47a. Aankoop van het eigendomsregt op eene nieuwe kaart van Suriname ........ f 24 000 (...)
Memorie van toelichting
Sedert lang wordt de behoefte aan eene goede kaart van Suriname gevoeld. Op die van J. H. Moseberg, in 1801 uitgegeven en toe nu toe voor de beste gehouden, vindt men slechts een deel van de Nederlandsch Guyana en worden de belangrijke districten Nickerie, Coronie, Beneden- en Boven-Saramacca te vergeefs gezocht. De overige bestaande kaarten laten, zoo als uit de opnemingen van den laatste tijd is gebleken, wat naauwkeurigheid betreft, veel te wenschen over.
Met het oog op de wenschelijkheid der invoering van eene grondbelasting en op de behoefte aan eene kaart, welke zooveel mogelijk in het gemis van eene kadastrale zou kunnen voorzien, stelde wijlen de Gouverneur Van Lansberge aan de heeren J.F.A. Cateau Van Rosevelt, destijds districts-commissaris van Beneden-Saramacca, en J.F.A.E. Van Lansberge, toen luitenant der infanterie, voor om het ontwerpen van eene kaart, aan dat vereischte voldoende, voor eigen rekening te ondernemen.
Deze veel omvattende taak werd door genoemde heeren met lust aangevangen en niet groote inspanning en eene zeldzame volharding ten einde gebragt. Wat betreft den steun van het koloniaal bestuur ondervonden, zoo bepaalde zich deze tot het verstrekken van de meeste instrumenten, benoodigd tot het doen der opname en voor de astronomische bepalingen.
Daarbij ontvingen de beide heeren op drie verschillende tijdstippen, naar mate het werk vorderde (in 1871, 1873 en 1879), eene geldelijke tegemoetkoming tot een gezamenlijk bedrag van f 4806,40, als vergoeding van kosten aan levensmiddelen voor de roeijers, huur van vaartuigen, loon van roeijers, gidsen, enz.
Nadat zij zich onledig hadden gehouden met het nazien en rangschikken van hetgeen in Suriname over is gebleven van het kadaster, na den brand van 1821, werd een aanvang gemaakt met de opname, welke, naar mate hunne ambtsbezigheden hiertoe gelegenheid lieten, over een tijdvak van vele jaren is voortgezet.
Daarbij zijn — voor zooveel groote watervallen of andere onoverkomelijke hinderpalen zulks niet verhinderden — alle rivieren opgenomen, en die opnamen op verschillende wijzen geverifieerd.
De rivier de Marowijne is echter overgenomen van de kaart der Nederlandsch-Fransche commissie, aan welke in het jaar 1861 werd opgedragen het doen van een voorstel betreffende eene grensscheiding tusschen Suriname en Fransch Guyana.
Ook aan de werkzaamheden dezer commissie had de heer Van Rosevelt een belangrijk aandeel.
Op de kaart zijn alle bestaande plantages en gronden, hetzij die verlaten zijn of nog in bewerking, geteekend; daartoe moest men zijne toevlugt nemen, vooreerst tot het zeer onvolledig kadaster, verder tot het departement van onbeheerde boedels, en eindelijk tot particulieren, bezitters van grondbrieven.
Voorts is het overige gedeelte der kolonie, dat geschikt kan worden geacht voor den landbouw, langs de kust en de rivieren in zoogenaamde concessien verdeeld, waarbij in acht zijn genomen de bepalingen waaronder van regeringswege de gronden worden afgestaan.
Wat betreft die binnenlanden, welke niet konden worden bezocht, hebben de ontwerpers zich moeten bepalen tot het doen van aanwijzingen, door menigvuldige informatien verkregen, welke van veel nut kunnen zijn voor eventuele exploitatien van hout, van delfstoffen, enz., en voor het daarstellen van binnenlandsche middelen van gemeenschap tusschen de rivieren.
De hoofdpunten zijn alle door middel van astronomische waarnemingen met groote naauwkeurigheid bepaald. Op hunne reizen waren de ontwerpers der kaart gedurig blootgesteld aan allerlei ontberingen en aan schier duldelooze plagerijen en bedreigingen, vooral van de tot dusver niet met blanken in aanraking geweest zijnde boschbewoners. Herhaaldelijk werd hun leven ernstig bedreigd.
Neemt men hierbij in aanmerking dat zij onder de schamelste beschutting, nacht en dag, soms weken achtereen, waren blootgesteld aan de snelle temperatuursveranderingen en hevige regens van het tropisch klimaat, en voortdurend te kampen hadden met koortsen, ten gevolge van de inademing van moerasdampen, dan kan men zich een denkbeeld maken van de mate van energie, welke noodig is geweest om het ondernomen werk ten einde te brengen. De kaart is geteekend op de schaal van 1:100 000, en de administrateur van financiën, beheerder der domeinen in Suriname, hecht groote waarde aan haar bezit, zoowel voor de uitgifte van gronden , als voor de eventuele heffing eener grondbelasting.
In Augustus 1876 is door het koloniaal bestuur met de heeren Van Rosevelt en Van Lansberge in overleg getreden, ten einde te trachten de kaart in eigendom voor de kolonie te verkrijgen. Daarna werd de zaak aan het opperbestuur onderworpen.
De tegenwoordige gouverneur jhr. C.A. Van Sypesteyn — die in 1849 door eene verbeterde uitgave van eene der reeds bestaande kaarten, eene verdienstelijke poging aanwendde om in de behoefte te voorzien, maar reeds daarom niet geheel slaagde omdat de grenzen van de plantages en gronden op zijne kaart niet aangegeven, en de goudvelden voor het grootere deel geheel daar buiten gelegen zijn, — getuigt omtrent de thans vervaardigde kaart, dat zij is hoogst verdienstelijk, hoofdzakelijk wegens de menigvuldige astronomische plaatsbepalingen, van veel belang voor het gouvernement, vooral tegenwoordig, in verband met de gouddelverijen, en een degelijke legger voor een toekomstig kadaster.
Bij het in de kolonie gehouden overleg wenschten de vervaardigers, behalve de door hen gevraagde koopsom van f 30 000, zich het regt voor te behouden om de kaart voor eigen rekening op kleinere schaal uit te geven. De gouverneur wilde dat regt aan het gouvernement voorbehouden zien, en den vervaardigers de verpligting opleggen aan de kolonie een geteekend exemplaar op verkleinde schaal te leveren. Naar 's gouverneurs zienswijze zou men er zich op die wijze van verzekeren dat de uitgifte zou kunnen plaats vinden door het gouvernement en in den vorm dien het in het algemeen belang nuttig zou achten.
Op die wijze zou ook liet algemeen verkrijgbaar stellen der kaart niet afhankelijk zijn van de vraag of de heeren Van Rosevelt en Van Lansberge in hun voornemen om de kaart uit te geven slagen.
De beoordeeling van de toe te stane koopsom aan den minister overlatende, wees de gouverneur er eindelijk op, dat het gebruik van de instrumenten en het deel der onkosten door het gouvernement betaald, daarbij niet uit het oog moeten worden verloren.
Vermits bij 's gouverneurs advies slechts kopij van twee der bladen werd overgelegd, waaruit de kaart maar voor een klein deel kon worden beoordeeld, werden de vervaardigers in december 1876 uitgenoodigd eene volledige kopij ter beschikking van het bestuur te stellen, ten einde hier te lande, niet de daartoe betrekkelijke schrifturen, aan een meer bepaald onderzoek te worden onderworpen.
De toenmalige minister meende dat zoodanig onderzoek, door deskundigen te verrigten, zoowel in het belang van het gouvernement, als op gronden van billijkheid jegens de vervaardigers, noodwendig aan de bepaling van de koopsom vooraf moest gaan.
Eerst in 1879 was de nu uit 31 bladen bestaande kaart voltooid, en werd zij, op den 21sten september jl., door de heeren Van Rosevelt en Van Lansberge, die inmiddels tot herstel van gezondheid met verlof herwaarts waren gekomen, ter beschikking van de regering gesteld.
Daarop is zij aan de beoordeeling onderworpen geworden van de heeren W. Beijerinck, gepensioneerd luitenantkolonel der infanterie van het Indisch leger, die jaren lang bij de topographische opnemingen in Nederlandsen Indie is werkzaam geweest, en F. De Bas, kapitein van den generalen staf, een specialiteit in zaken van cartographie en topographie, ook door zijne veelvuldige bemoeijingen met de uitvoering van kaarten voor Nederlandsen lndie.
Bij een onder dagteekening van 31 januarij j(ongstleden) uitgebragt zeer belangrijk rapport (1) hebben deze deskundigen medegedeeld, dat, daar voor hen uit den aard der zaak de gelegenheid niet bestond om de kaart met het terrein te vergelijken, hun streven is geweest om de waarde, op de meest regelmatige wijze, naar andere gegevens te bepalen, en wel naar de volgende:
1°. de gebezigde instrumenten;
2°. de werkwijze;
3°. de moeijelijkheden voortspruitende uit den aard van het terrein;
4°. den tijd voor de vervaardiging besteed, in verband met de uitgestrektheid van het opgemeten terrein, en
5°. eene vergelijking met de reeds bestaande kaartwerken van de kolonie Suriname.
Al deze punten zijn in het breede behandeld, en de zamenvatting daarvan leidde tot de volgende voorstellen:
I°. de kaart van de kolonie Suriname, vervaardigd door de heeren Van Rosevelt en Van Lansberge in 33 bladen (waarvan 2 in blanco) op de schaal van 1:100.000, nadat daarop alvorens nog eenige gewenschte zaken zullen zijn bijgewerkt — onder anderen de grensscheiding met Engelsch Guyana en met Brazilië, de dieptelijnen van 25.50 en 80 d.M. langs de kust — in 's Rijks eigendom over te nemen;
II°. de kaart van Rijkswege te doen reproduceren op de schaal van 1:250 000 á 1:300 000 , en
III°. aan de vervaardigers dier kaart, als blijk van waardering hunner moeijelijke en belangrijke verrigtingen, toe te kennen eene som van f 24 000, zonder eenige verdere verrekening van uitschotten, onkosten enz., en hun, naast de reproductie van Rijkswege, sub II°. bedoeld, bovendien het regt te verleenen tot eene reproductie voor eigen rekening, doch op eene schaal kleiner dan die van 1: 300 000.
De heeren Van Rosevelt en Van Lansberge hebben zich bereid verklaard om hunne kaart voor de genoemde som aan het rijk af te staan. Eene reproductie op de schaal door de commissie voorgesteld, achtten zij onraadzaam. Ten gerieve van het publiek in Suriname zijn huns inziens kaarten noodig waarop de plantages en gronden duidelijk zijn aangewezen, en daarvoor kan men geen kleinere schaal dan 1:200 000 bezigen. Ten gebruike bij het onderwijs en voor de verspreiding van geographische kennis betreffende de kolonie zou eene reproductie op de schaal van 1:500 000 aanbeveling verdienen. De heeren Van Rosevelt en Van Lansberge (met wier inzigten op dit punt de commissie van beoordeeling zich bij nadere overweging geheel vereenigde) willen manuscripten van hunne kaart op de beide genoemde schalen ter beschikking van de regering stellen, wanneer deze de reproductie op zich wil nemen, en zien voor zich van alle reproductie af als hunne kaart in eigendom aan den lande overgaat.
Wat de door de commissie van beoordeeling verlangde aanvulling betreft, is door de vervaardigers opgemerkt, dat de grensscheiding met Britsch Guyana en Brazilië, zoo lang zij niet officieel is geregeld, niet wel is in te schetsen, en dat de dieptelijnen langs de kust, die nog al aan verandering onderhevig zijn, minder op deze kaart dan op zeekaarten te huis behooren.
De groote waarde der kaart van Suriname zal uit de voorafgegane mededeelingen duidelijk geworden zijn en evenzeer de wenschelijkheid dat zij in het bezit der regering komen, opdat deze haar ten volle aan de belangen der kolonie dienstbaar maken. Met het oog op hare waarde en op den tijd en de moeite die aan hare vervaardiging zijn besteed, kan men de door de commissie van beoordeeling gestelde koopsom niet te hoog achten, te minder wanneer men zich rekenschap geeft van hetgeen de zamenstelling van zulk een werk aan den Staat zou gekost hebben, als het aan speciaal daarvoor in dienst gesteld personeel ware opgedragen geweest.
De ondergeteekende meent derhalve het voorstel te mogen doen om, tot aankoop van het eigendomsregt dier kaart, de koloniale huishoudelijke begrooting voor het dienstjaar 1880 te verhoogen met f 24 000. Aangezien de opbrengst van de koloniale middelen in den laatsten tijd voortdurend is toegenomen, zoodat in 1879 reeds f 15 000 meer werd ontvangen dan voor 1880 geraamd is, komt eene verhooging van het op het Xde hoofdstuk der staatsbegroting voor 1880 uitgetrokken subsidiecijfer voor alsnog niet noodzakelijk voor.
De Minister van Koloniën,
W. van Goltstein.
(1) Dit rapport is met de bijlagen ter inzage voor de leden der Kamer nedergelegd ter griffie. Daarbij is gevoegd eene nota, waarin, naar aanleiding van eenige opmerkingen in het rapport, nadere inlichtingen zijn gegeven door den heer Van Roseveld (sic).
Marissa Griffioen
15 May 2020 12:13:41
14 Oct 2021 13:17:42