VERSLAG.

Het afdeelingsonderzoek van het wetsontwerp tot verhooging van de koloniale huishoudelijke begrooting van Suriname voor het dienstjaar 1880 heeft de navolgende uitkomsten gehad.

§1. In de meeste afdeelingen werd het ontwerp gunstig ontvangen. Men achtte de niet onaanzienlijke geldelijke opoffering gewettigd door het groot nut dat van eene goede kaart van Suriname kan worden getrokken, en was verder van oordeel dat eene belooning voor een werk dat zooveel moeite had gekost wel was verdiend. Enkele leden evenwel, hoewel het hier aangenomen beginsel eveneens goedkeurende, zouden de voorkeur hebben gegeven aan eene andere wijze van remuneratie, door bijv(oorbeeld) aan de vervaardigers over te laten zelve de uitgave hunner kaart te bevorderen, waarop dan de regering voor een aantal exemplaren had kunnen inteekenen. §2. In ééne afdeeling daarentegen konden de meeste leden zich met de hier gevolgde handelwijze niet vereenigen. Zij keurden het af dat de regering, bij onzen tegenwoordigen financielen toestand, telkens overgaat tot het doen van nieuwe uitgaven, zonder de middelen tot bestrijding of dekking aan te wijzen. Bovendien oordeelden zij weinig aanbevelenswaardig het toekennen eener gratificatie wegens arbeid verrigt door landsdienaren tijdens hun diensttijd, en die tevens boven hunne bezoldiging reeds eene geldelijke tegemoetkoming van f 4806,40 hebben genoten. Dat de zaak niet eens bij de Koloniale Staten is behandeld, achtten zij verder in strijd met het beginsel, dat de Surinaamsche financiën afgescheiden zijn van die van het moederland, met welk beginsel het doen van uitgaven hier te lande voor Suriname, zonder daarin de autoriteiten aldaar te kunnen, weinig strookt. Ook bestaat er alle kans dat deze uitgave later door andere zal gevolgd worden, daar toch, gelijk uit de Memorie van Toelichting blijkt, de bedoelde kaart door de regering zal worden gedrukt en uitgegeven.
Wat dan vorm betreft, meenden deze leden nog te moeten opmerken dat, al bestond er tegen het toekennen der gratificatie op zich zelve geen bezwaar, het voorstellen daarvan niet bij suppletoir crediet had behoeven te geschieden. Het uittrekken van een post op de begrooting voor 1881 hadden zij regelmatiger geacht. Naar aanleiding van dit ontwerp wenschte ten slotte een lid tot de regering de vraag te rigten of reeds op eenige wijze voor Hollandsch en Engelsch Guyana eene behoorlijke grensscheiding heeft plaats gehad, even als dit reeds, meende men, het geval is tusschen Hollandsch en Fransch Guyana. De Commissie van Rapporteurs acht hierdoor de openbare beraadslaging over dit wetsontwerp genoegzaam voorbereid.
Vastgesteld den 14den julij 1880.
Keuchenius.
De Ruiter Zylker.
Mirandolle.
Schagen van Leeuwen.
Vening Meinesz.