Een nieuwe kaart van Suriname

(...) Na een onvermoeide inspanning van 20 jaren, waarbij de gezondheid van den thans met verlof in Nederland verblijvende kapitein van Lansberge, belangrijk heeft geleden, mocht de ontwerper de voldoening smaken, zijn arbeid te voltooien tot een dertigtal kaartbladen, zich uitstrekkende westwaarts tot de rivieren de Corantijn en de Berbice, oostwaarts tot de Marowyne en de Itanie of Lawa, zuidwaarts tot de grenzen van Brazilië. De minuutstukken zijn geteekend op de schaal van 1100.000 (sic).
Volgens het aanvankelijk plan had het koloniaal bestuur zich bereid verklaard om het werk op nader te bepalen voorwaarden in eigendom over te nemen.
In 1876 werd, zoaals men ons mededeelt, uit Paramaribo omtrent de overname onderhandeld, zonder dat evenwel het overleg voerde tot een gewenscht resultaat. De gerezen verschillen maakten het noodzakelijk om de beslissing in te roepen van den Minister van Koloniën, terwijl de inmiddels afgewerkte minuut-kaartbladen ter beoordeling naar Nederland werden opgezonden.
De minister baron van Goltstein, oud-lid van bestuur van het Aardrijkskundig Genootschap hier ter stede gevestigd, heeft zeer verstandig gemeend in het belang van het gouvernement en om billijk te zijn jegens de heeren Cateau van Rosevelt en Van Lansberge, aanvankelijk zich van elke beslissing te moeten onthouden ten aanzien van de Surinaamsche voorstellen, doch benoemde een commissie van bevoegde personen hier te lande, om het vervaardigde kaartwerk te beoordelen en naar gelang van hare bevindingen haar gevoelen mede te deelen aan den minister van koloniën, betreffende het bedrag en de voorwaarden der overname. Tot de leden dier commissie behoorden o.a. de gepensioneerde luitentant-kolonel van het Nederlandsch-Indisch leger W. Beyerinck, gunstig bekend door zijn deelneming aan de opname der residentiën Batavia, Buitenzorg, Cheribon enz. op het eiland Java, de kapiteit van den generalen staf F. de Bas, leeraar in de militaire aardrijkskunde aan de krijgsschool te ’s-Gravenhage.
Aangezien deze commissie reeds in den aanvang van november zitting heeft genomen, mag het door haar uit te brengen verslag spoedig worden tegemoet gezien.
Met het oog op de betrekkelijk weinige belangstelling in onze toch zoo schoone en rijke Westindische bezittingen, veeltijds het gevolg van onvolledige bekendheid der kolonie in Nederland, achten wij het wenschelijk, dat het Rijk, zelfs al luidde het oordeel der commissie niet in elk opzicht even gunstig, de kaart der heeren van Lansberge en Cateau van Rosevelt overneme en op ruimer schaal verspreide.
Een dergelijk werk moet ongetwijfeld strekken tot bevordering van de belangen van Suriname, en kan het uitgangspunt worden tot verdere waarnemingen. Wij herinneren ons reeds op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1807 een zeer volledigen catalogus te hebben gezien van de inzending door Britsch-Guyana met kaarten, een uitgebreide vermelding der producten, een memorandum van uitvoer over bet tijdvak van 1747-1861, meteorologische waarnemingen, houtsoorten, enz. Dergelijke opgaven worden meestal alleen dan geregeld verkregen, wanneer het bestuur beschikt over deugdelijke kaarten. Vooral de hydrostatische toestand van Guyana is van groot belang, zoodat ten allen tijde de opname der rivieren een hoofdrol zal spelen. (...) Met belangstelling zien wij zo verdere geschiedenis tegemoet der nieuwe kaart van ons westelijk Insulinde.