Context

Treatise on the surveying and mapping by Nicolaas Samuel Crucquius of all water and land in Holland


  • Details
  • Links
  • ID

    334
  • Record Type

    Report

  • Date(s)

    circa
  • Permalink(s)


Source(s)

The Hague, National Archives, Blanken; Cruquius; Florijn, nummer toegang 3.20.05, inventarisnummer 50

Additional Notes

Please contact the project team (see About) if you have additional information relevant to this entry.

Transcription

(fol. 1, recto)
Dat de nette kenisse der hoogte en laegte van zee, rivieren, wateren, dijcken en velden in dese Nederlanden, doorgaens lager als de zee gelegen, van de uijterste noodsakelijkheit is, kan niemant onbewust zijn: dewijl door dese kennis het inkoomen en uijtgaen der scheepen, in en uit onse havens, en de bewaring van onse landen, voor ’t overstroomen van watervloeden en vijanden in sekerheit kan gestelt werden.
Dat dese kennis zeer gebreklijk is, konnen voorgaende overstroomingen die in voorige tijden, eenige deelen van onse Nederlanden zijn te beurt gevallen, genoegsaem bevestigen: want of schoon dese landen over de veele (tot verbasing der buijtenlandse volkeren deselve beschrijvende) eeuwen met considerabile bedijckingen, verstandelijk zijn bezorgt, wiens hoogte na de aanvallende wateren geschikt wierden, zo kan men egter naulijks gelooven, dat in deselve sulke nette proporte is waergenomen, datse alle, met deselfde zekerheit dese landen quamen te decken? En of schoonseten tijde der making dit oogmerk mogten bereijkt hebben zo is ’t egter séker, dat door de veranderingen en het verloopen der tijden, die selfde hoogtens niet altijt van de selfde deugdt konnen zijn.
Dat de hoogte van de oppervlakte der zeeën en rivieren groote veranderingen hebben ondergaen, zal ieder ligtelijk begrijpen, zo in aenmerkinge neemt de menigte van zeeduinen die in ’t hert van Overijssel, Gelderland, Sticht van Utrecht, etc, gevonden, en de stammen der boomen die overal in de Veenen 10, 12, en meer voeten beneden het waterpas van de tegenwoordige vlakte der zee ontdekt werden: zo dat zedert eenige eeuwen de wateren eenige voeten hooger geworden zijn, gelijk de aengedijkte en den gegroeijde landen en buijte gorzingen aen de oevers van de Noordzee, Zuiderzee, Maes en andere rivieren aenwijsen, en het is nog in menschen geheugen, dat sommige polders zonder watermolens zig konde ontlasten, die dezelve nu onmoogelijk ontbeeren zouden konnen en dat op plaetsen daer de gronden hooger geworden zijnen niet een ordinair getij dieper gaende scheepen konnen overheen zeijlen. ook blijkt zonneklaer, dat dese verhooging der water-

(fol. 1, verso)
(in the margin:) na de oud-tijds gestelde peijlen op sommige plaetsen soo dat het maelen der (…) duijken schadelijk of van die (…) als voortijds zoude konnen zijn.

(main text:)
-oppervlaktens zeer ongelijk moeten zijn, na dat de monden en zeegaten van de Zuiderzee en rivieren, wijder, naeuwer, dieper of ondieper werden: en dewijl nog daer en boven dese Nederlanden in veele heemraed- en waterschappen is verdeelt, en over ijder derselve bijsondere regeerders en opzienders zijn gestelt, en de ongelukken van het eene waterschap, het andere menigmaal in een onvermijdelijk verderf zoude komen in te wikkelen, zo kan men om dese en andere redenen, de gevaerlijke waterstaet van dese landen, meerder als ondtijds ligtelijk bevroeden.
Om dan dese landen in staet van welgesundeerde gerustheit te stellen zo zoude (onder verbeetering) noodig zijn, dat de hoogte der stranden, oevers, duinen, binnen en buijtendijken, kaden en weegen of liever de peijlen na welke deselve werden gemaeckt en gehoogt wierden gemeeten, als mede de hoogte en laegte van de polderen en velden, in opzigte van een sekere vastgestelde hoogte of peijl, bij voorbeeld het boezempeijl van Rhijnland, Delfland en Schielandt, en van alle deselve, een profiel-teekening wierde gemaect, en met een korte verklaring tot een goede kaert van deselve landen toegepast. Dat daer en boven gedurige waernemingen wierden gedaen, van de hoogte, laegte, en dieptens van alle de wateren waer mede dese landen werden omringt of doorsneeden, in vergelijking van ’t voornoemde boesempeijl, met beknopte afteekeningen van derzelver hoogtens en dieptens, als mede van de hoogte des waters in de hoogste en laegste watervloeden die zedert eenige tijdt in dese landen zijn geweest, en waer van de merkteekenen op verscheijden plaetsen nog te vinden zouden zijn.
Dese dingen na behooren verrigt zijnde, zo kan na weijnig jaren gevonden werden, de regte tijdt van ’t hooge en lage water (op zee der plaets); de veelheit de schielijkheijt en traegheit der op en neder daling van ’t selve (in ordinaire in spring en extraordinaire vloeden^); de kragt en koers der stroomen; de dagelijkse maendelijkse, en jaerlijkse middelhoogtens of het ware waterpas der zee; rivier en binnenwater met de verhooging of verandering van ’t selve in een gegeven tijdt;

(in the margin:)
^de dagelijkse veragterug des getijen, die verkeerdelijk alleen aen de veragterug der maenskomst in de meridiaanse west toegeschreven, en waerdoor (...) van (...) tot nog toe altijdt van de waerheijt en onder (…) verschillende uitgerekent wert.

(fol. 2, recto)
en dese alle, in vergelijking van de plaets der zonne; mane; en andere hemel-lichten; van de koers kragt en langdurigheit der winden; van de veelheit van ’t regenwater; en van de swaerte der athinosphaera; en wat ieder derselve tot de verandering der waters komen toe te brengen: en wat die weder veroorsaken, tot het dieper en drooger worden der zee en rivieren; afneemen en aengroeijen der stranden; verplaetsingen der gronden etc. En wat na verloop van veele jaren in het toekomende staet te gebeuren.
Dese afteekening van de hoogte der wateren, met die van de hoogte der landen vergeleeken zijnde, zal men zonder moeijte konnen zien, van wat zijden de in breuken en overloopingen meest te dugten zijn, wat dijken en hoeveel die moeten verhoogt werden, om aen alle kanten genoegsaem even seker te zijn; waer dese verhoogingen onnoodig; en op wat plaetsen de watervloeden ingebrooken zijnde, en die zal konnen keeren; wat de bequamste plaetsen zijn, daer men water tot verversching of doorschiering zal mogen inlaten, en op wat plaetsen die weder het best mogen uijtgelaten werden; op wat wijse de naburige heemraedschappen hier toe, als mede tot het uitlaten van t overtollige boesem water, en tot nieuwe bedijckingen zoude komen behulpsaem wesen; als mede op wat wijse de verdrooging of verdieping van havens en rivieren mogen bevordert werden; wat landen men altijdt, en wanneer sommige landen tot sluijting der vijanden of andersints, zoude mogen geinondeert, en tot wat hoogte de wateren op ieder plaets sal konnen gebragt werden, waer sulks door rivier en waer ’t best door zee-water zal komen geschieden; wat sekere middelen men zoude konnen be(…)amen waerdoor ons landt en tot meeder defensie zoude komen gebragt werden: op een gegeven tijdt de hoogte van zee en rivier wateren boven of beneden ieder plaets van ons landt, in voeten, te konnen weeten en te bepalen. - etc. etc.

(fol. 2, verso)
Mijn heer - wel edele heer -
Om niets te zeggen van de verklaringen die bij de vorige meteorologise tafelen de Engelse Societeit waer toe 1. de voorzijde van ieder zijn toegesonden, zo ziet (…) in beijde dese, 1. de voorzijde van t bladt van boven tot beneden (insterted in the margin: dat dese tafelen voornamentlijk zijn gemaect om door de dikke kromme lijn de hoogte per barometers en door de gestipte kromme de hoogte der termometers op al de sijde vant geleerd jaer 1725 oude stijl aen te wijsen) en Londonse duijnen or tiende partij verdeelt, waer door ieder bladt als van selfs wert gedeelt in ses maenden, en de horisontale lijnen nevens ieder tiende deel van een duijm, dienen om met behulp van de dikke door elke maend gaande kromme lijn, de hoogte des brometers en niet de gestreepte krommende hoogte des termometer aen te wijzen;
2. Sommige van den horisontale luijnen zijn uijgelaten op dat de maenden des te beter (…) suiden gesepareert werden, het welke egter niet belet zoo de kromme sulkx vereijzen, om de tellingen door den ledige plaets, en selfs in een andere maend te continueren om den rede zijn de getallen op de schrijving der maenden uit gelaten om die we van (…) niet gedaan (...).
3. En op dat de duijmen en de halve duijmen in ieder maend dies te klaerder soud uijt komen sonder verdikking van de horisontale lijn. Zoo zijn op de bovenden de (…) gestelt die de winden, op de middelste cisesletten die de dagen van de maenden aenwijst en op de onderste in de maens plaets van 5 tot (...)graeken om ieder teijts, benevens, het capit. en canda dyaconis (alsmede het perigaeun en apogaen) naeste en verste plaets (de Noord en Zuijdtknoop) van de maens weg aengegeven
4. Der duijmen en halve duimen zijn mede de 10de graeden van de ordinaire Engelse termometer, zo dat ijder tiende part een duims overeenkomt met 2 graden van deze termometer, welke verdeeling op de agterste op en neer gaende linie van ieder bladt is te zien, 5 en op dat ijder vijfde graed des termometers dier te beter zuide uijtkomen, zoo staet inde bovenste plaets van ieder maend. De swaerte des hijgrometers of de vogtigheit des lugten. - in de volgende 4e graed de gedaene des hemels, te weten, regen, hagel, sneeuw, in de 3e plaets, de nieuwe, volle, quartiermaens benevens de conjunctiones en opp(...) van de maen met de planeten; door welke uijt de plaets des maens, ook de plaets der andere planeten in den h(...) kan gewe(...) werden, en eijndelijk (in the margin: en een weinig lager welke de planeten onder elkander) en de laagste plaets de veels(...) van ‘t gevallen regenwater op ijder dag in (...) deel van Engelse duijm, en de krommen gestipte linie wijst de loop der thermometers.
5. De overige linie die regt doorgaen van bo(ven) tot beneden toonen de middernagten, de andere die korter en dunder zijn deelen (...) ermael in 6 gelijke deelen of van 4 tot 9 uer, zijnde de middaglinie en weijnig langer doorgetrocken als de andere. -
Biddende dat u(w)ed(ele) voorts het gebreklijke geliefte te verbergen, en het overgeslagene te vervulle blijvende met alle bedenkelijke eerbied en ijver.
wel edele (...)
u weled(ele) ver(...)legen dienaar Nicolaes Cruquius.

(fol. 3, recto)
Indien de hoogte van alle de stranden oevers, duijnen, dijcken, kaden, bruggen, weegen, landen, sluijsen, fortressen, steeden, dorpen en velden, geleegen in Holland en West Vriesland, waren regtmatig ondersogt, en in een voetmaat duidelijk verbeeldt.
En dat dan ook was uijtgevonden, en klaar afgebeeldt de diepte en wijdte van alle havens, zeegaaten, sluisen, rivieren en wateren die deselve landen, begrijpen, doorsnijden en omringen.
Als mede bekent waren, alle de veranderingen van de loop, hoogte en uijtwerkingen die dese wateren geduuriglijk in ordinaire en extraordinaire tijden, onderheevig zijn.
En dat dan ook daar en boven, door naauwkeurig ondersoekingen waren uitgevonden alle de oorsaaken, die de veranderingen der hoogte en beweging van alle de wateren voortbrengen.
Dan zouden alle die bovengemelde zaaken, door een konstenaar des ervaaren klaarlijk konnen werden uitgebeeldt, op seekere kaarten.
Zo dat de hooge overigheit met een opslag van ’t oog, gemakkelijk, klaar, en seekerlijk dit alles zouden konnen bevatten; en daar door in alle voorvallen, soo tegenwoordige als toekoomende vast konnen besluijten, wat gevaar en op wat plaats, met reden te voorsien, en voor te koomen was.

(fol. 3, verso)
Voor al ook zoude zonder moeijten en verder ondersoek, bekent zijn welke deelen van Holland in het bijsonder bij elke doorbreuk of overvloed van wateren, benadeelt zouden werden, en van wat kant, om met de minste kosten daar in te voorsien.
En eindelijk met gelijke waarheijt geweten werden, met hoe veel water, en met wat overstrooming ijder deel des lands, tot afweeringe der vijandt zoude konnen bewaart werden, sonder nadeel aan andere toe te brengen. En in ontelbaare gevallen van zoo oneijndige mutigheit weesen, dat self zonder voornoemde kaarten, geen regt begrip te maaken is, van alle deese hoognoodige zaken.

En dewijl de geduurige oefeningen van mijn eerste jaaren af, tot nu toe; als ook veele bijsondere toevallen, in mijn 28 jaarige practijk als geadmitteerd landmeeter; gevoegt bij de ommegang met de beroemste en ervaarenste mannen in deese slag van zaaken, mij hebben gelegentheit gegeven meer en meer te denken en te werken op deselve: zo meen ik sonder roem te mogen seggen, hier door in staat gebragt te zijn, het bovengestelde te konnen uitwerken, immers veel meer dan die zig met andere beesigheden, in andere dingen bequamen gemaakt hebben.

(fol. 4, recto)
Waarom dan, ik mij selven, in de diepste eerbied, keere tot U(w)ed(ele) groot mogende, aan wiens waakende wijsheit, de godlijke voorsienigheit, het heijl des lands heeft aanbevoolen, ten eijnde deselve, in dese voorstellingen, het nut des lands ziende, mij gelieven te eeren, met haare hoogst geagte beveelen. etc.
Nicolaas Cruquius

(fol. 5, recto)
Het is seeker, dat het grootst voordeel, dat de inwoonders van Holland, en West-Friesland, genieten, haar aangebragt word door het gebruijk der zee, der groote rivieren en veelvuldige binnenwateren, med de welke het geheele land is doorgesneeden. Dog het is niet min claarblijkelijk, dat het water even gemeld het selve land allengskens afteerd en verswelgd: gelijk de zee-stranden, de Suijderzee kusten, de meer en de veenplassen al te duidelijk toonen.
Voor al dreijd de oceaan, en onse binnenlandsche Zuiderzee, ons Vaderland med veel gevaar: door dien men weet, dat de hoogte derselve van tijd tot tijd opklimt; daer het land meer en meer sakt, door veele oorsaaken. Waar uijt, met veel reeden, gevreesd werd, dat bij te samenlooping van seeker oorsaaken, het beste deel van het land wel eens mogt werden overgestroomd.
Soodanige oorsaken zijn, de verscheijde deelen des jaars; de springtijden; de vereeniging der zon en maan; de winden die het water opjaagen; de verscheijde vervangingen van de eene wind naade andere; de legging van de zee-kust ten opsigt van deselve winden; de veelvuldigheit van het gevalle reegenwater op seekere tijd, de hette, en koude.
Geene kleijnder bekomering baaren en groote rivieren Maas, Rhijn, Waal, en derselver afleijdingen: welker water al mede seer te dugten is: om dat deese alle veel hooger sijn, dan de zee, in welke sij, sonder ophouden, altijd afloopen. Soo dat haar overvloeijing nog schrikkelijker is, dan der groote zee selv. Soo als meer maalen is gebleeken.
Wanneer nu naa veel sneeuw, of plasreegens, de vloed deser schielijk groeijd, en med eenige winden lang na een uijt sekere hoek werd opgestuwd, ken dit water rijsen soo hoog, dat het niet, sonder het uitsterst onheil te voorsien, ken werden bedagt.
Eindelijk is het altijd gehouden voor waar, bij alle de kenners van de huijdendaagsche oorlogskonst, dat geene onser sterkten, en vestingen, in staat sijn, of ligt kennen gebragt werden daar toe, dat die soude kennen afweeren een vijand, wiens leger meester in het veld, en wel van het nu in gebruijk zijnde krijgstuig voorsien is.

(fol. 5, verso)
maar dat het land, rondom leggend binnen hooger water, daar door in staat is, om het sterkst, en best voorsienst leger, af te keeren, wanneer het sig regt weet te bedienen van de inlaating van soet, of sout, water.
Dit alles sij bedagt, ten eijnde gesien werde de hoogste noodsaake die daar is bij die heeren, aan welker waakende wijsheid de goddelijke voorsienigheid heeft gegeeven te bewaaren het heil van het land, om net, en seker te weeten, wat goed of quaad, door het water ken werden toegebragt, in de reeds gemelde opsigten. Waar toe dan moet geweeten sijn:
1. de waare, hoogste, opklimming van de oceaan, op onse kusten: en de opregte aanteekening van de oorsaaken die deselve hoogte maaken.
2. eene nette opmerking van de verscheijdenheid der hoogste zee op verscheijde plaatsen van onse stranden, en zeedijken, op een tijd.
3. de duidelijke beschrijving van de waaragtige hoogte, afdaaking, dikte, en vastigheid, van alle onse zeestranden en zeedijken, die de zee moeten stutten: op dat hier door elk ken sien waar, wanneer, en wat gevaar voor handen sij? En wat voorsorg daar teegen vereijscht mag werden.
4. naa dat de hoogte der zee, en kusten, bekend is, dan diend met bepaald door het geheele land heen, hoe hoog de gronden sijn van het selve, en hoe hoog ook sijn alle de dijcken, van alle de waterschappen, dijkgraafschappen, heimraadschappen en polders, dat daar uijt klaar sij, welke landen, bij doorbreuk, of overvloeijing, en hoe diep, souden werden overstroomd.
5. al dit moest ook gedaan in opsigt der rivieren, en derselver dijken, med de eijge naaukeurigheid, en waarneeming.
6. En op dat dit klaar sijn mag aan het oog der hooge overigheid, diende gemaakt een profil caarte van het geheele land, die al het gestelde dede sien met een opslag van een oog, soo dat aanstonds bleek, waar de zee of rivieren, gevaar of verwering konden aanbrengen.

(fol. 6, recto)
Hoe groote sekerheid dit soud geeven om selv door eijge verstand te oordeelen over de staat van het land, en hoe oneijndige nuttigheid voor het gemeene best, is naakt, en duijdelijk.
Tot verrigting van dit voorstel werd vereijscht een man, die goed landmeeter en wiskonstenaar zij, dog voor al wel ervaaren, en doorkundig in het waterpassen; welke konst weijning menschen wel verstaan.
Ook moet hij sijn wel afgerigt in het opmerken van de veranderingen in lugt en zee voorvallende, en daar van hebben gegeeven die proeven, dewelke sijne bequaamheid hebben doen sien.

Edelmogende heeren

Indien de hoogte van alle de stranden, oevers, duijnen dijcken, kaden, bruggen, weegen, landen, sluijsen, fortressen, steeden, dorpen, en velden, geleegen in Holland en West-Friesland waren regtmatig ondersogt en in een voetmaet duidelijk verbeeldt.
En dat ook was uijtgevonden en klaer afgebeeldt, de diepte en wijdte van alle havens, zee-gaeten, sluijsen, rivieren en wateren die deselve landen, begrijpen, doorsnijden, en omringen.
Als mede bekent waren, alle de veranderingen van de loop, hoogte en uijtwerkingen die dese wateren geduriglijk in ordinaire en extraordinaire tijden onderheevig zijn.
En dat dan ook daer en booven,door naukeurige ondersoekingen, waren uijtgevonden alle de oorsaken, die de veranderingen der hoogte en beweeging van alle de wateren voortbrengen.
Dan souden alle die bovengemelde saeken dor een konstenaer des ervaeren klaerlijk konnen werden uijtgebeeldt, op seekere kaerten zoo dat de hooge overigheijt, met een opslag van ‘t oog, gemakkelijk klaer, en seekerlijk dit alles zouden konnen bevatten; en daer door nu alle voorvallen, soo tegenwoordige als toekomende vast konnen besluiten, wat gevaer, en op wat plaets, met reeden te voorsien, en voor te koomen was.
Voor al ook zoude zonder moeijte en verder onderzoek, bekent zijn, welke deelen van Holland in het bijsonder bij elke doorbreuk, of overvloedt van wateren, benadeelt zouden werden, en van wat komt om met de minste kosten daar nu te voorsien.
En eijndelijk met gelijke waerheijt gezien,met hoe veel water en met wat overstrooming ieder deel des lands tot afweering der vijandt sonder nadeel aen(...) andere toe te brengen.
Zouden konnen bewaert werdent: en in ontelbare gevallen van soo oneijndige nuttigheit wesen, dat self sonder voornoemde kaerten geen regt begrip te maken is, van alle dese hoognodige zaken.

(fol. 6, verso)
En dewijl de gedurige oefeningen van mijn eerste jaren af tot nu toe; als ook veele bijsondere toevallen, in mijn 27 jarige practijk als geadmitteerd landmeeter; gevoegt bij de ommegang met de beroemste en ervarenste mannen in dese slag van zaeken, mij hebben gelegentheit gegeven, meer en meer te denken, en te werken op deselve.
Zo meen ik sonder roem te mogen seggen, hier door in staet gebragt te zijn, het bovengestelde te konnen uijtwerken; immers veel meer dan die zig met andere beesigheden, in andere dingen bequamer gemaect hebben.
Waerom dan ik mij selven in de diepste eerbiedt keere tot u(w)ed(ele) gr(oot) mogende, aen wiens wakende wijsheit, de godlijke voorsienigheit, het heijl des lands heeft aenbevoolen, ten eijnde deselve, in dese voorstellingen het nut des lands ziende, mij gelieven te eeren met haere hoogst-geagte beveelen. etc.
Nicolaes Cruquius

Marissa Griffioen

24 Apr 2020 13:06:25

07 Dec 2021 13:42:47

Maps

Unknown/lost map, atlas or book
(is perhaps the mentioned map/atlas)

Places

Delfland
De Venen
Gelderland
Holland
Meuse
North Sea
Overijssel
Prince-Bishopric of Utrecht
Rhine
Rijnland
Schieland
The Netherlands
Waal
West Friesland
Zuiderzee

People, Institutions and Organisations

Crucquius, Nicolaas Samuel
Heemraden of Delfland
Heemraden of Rijnland
Hoogheemraadschap of Delfland
Hoogheemraadschap of Rijnland
Hoogheemraadschap of Schieland
Surveyor