(...) Op huyden den 2en januarii anno 1614 compareerde voor mij Dirck van Egmond notaris publycq bij den Hove van Hollant opte nominatie der stade Leyden geadmitteert ende den ondergeschreven getuygen d'edele ende erentveste joncker Adriaen heer van Zwieren, dijckgrave, Gerard heer van Poelgeest, Hoogemade, Koudekerck etc., Andries van Brouchorst heer van Vliet ende van de vrije Bouckhorst, Niclaes van Matenesse heere tot Hasertzoude ende Lochorst ambachtsheer van Slydrecht, Johan heer van Duvenvoorde, Maerten Ruychaver ende joncker Jacob van Wijngaerden heere van Benthuysen ende Wijngaerden, ambachtsheer van Soetermeer, hooge heemraden van Rijnlant, verclarende de voorseyde heeren comparanten dat zij, gesien hebbende de chaerte gedaen maken bij dijckgrave ende hooge heemraden van Delflant deur mr. Floris Balthasar, gesworen lantmeter van Rijnlant ende Delflant, ende dat den heeren comparanten daeruyt hebben bevonden d'selve caerte zoo nopende de lantscheydinge tusschen Rijnlant ende Delflant als anders niet als naer behooren te sijn gemaect. Ende want daeromme uyt de voorseyde chaerte (daeraf dubbelt is hangende in 't gemeenlant huys van Rijnlant) in regard van de voorseyde lantscheydinge ende den aencleve, tot nadele van de jurisdictie ende gerechtichheyt van 't heemraetschap van Rijnlant in tijde ende wijle eenige prejudictie soude mogen geïmagineert worden, soo is 't dat den heeren comparanten voorseyt tot conservatie van dien bij expres wel hebben willen protesteren mits desen van dienthalven nu ende ten eeuwigen dagen te blijven in hen geheel ende ongeprejudicieert; ende sonder het aftrecken der lantscheydinge metten gevolge ende aencleven van dien gedaen sijnde tot nadeel van 't lant van Rijnlant eenichsints in geheel of deel te willen advoyeren.

Versoeckende daeromme aen mij notaris dat ick hen hiervan wilde expediëren acte in behoorlijcke forme, omme bij den notarissen binnen de stade Delft en den Haege residerende hierop van wegen de heeren comparanten te versoecken aen dijckgrave ende hooge heemraden van Delflant geïnsinueert ende hen daervan behoorlijcke relatie gelevert te mogen werden ende in tijde ende wijle te dienen ende strecken daer ende soo 't behooren sal.

Aldus gepasseert binnen de stadt Leyden in 't gemeenlant huys van Rijnlant ten dage ende jare voorseyt ter presentie van Claes Henrixs. van Assendelft 'tslants toesiender ende Ewout van Schilperoort procureur als getuygen hiertoe versocht.

(...) 't welc ick getuyge ende was onderteyckent D. Egmond notarius subcripsit. (...)

(...) Op huyden den 21en dach januari anno 1614 hebbe ick Philips Lourensz. notaris publicq bij den Hove van Hollant geadmitteert mij mette nabeschreven getuyge ten versoecke van de heer dijckgrave ende hoge heemraden van Rijnlant gevonden aen de naergenomde heeren hoge heemraden van Delflant:
Als eerst aen joncker Jacob van Egmondt heere van Kenenberch, mitsgaders den heere van Goudriaen ende hebbe haer seeckere acte van insinuatie ende protestatie bij dijckgrave ende hoge heemraden van Rijnlant voorseyt gepasseert voor den notaris Dirck van Egmont opeen tweeden dach der voorseyder maent ende jare belangende de lantscheydinge tusschen Rijnlant ende Delflant voorseyt naer sijne forme ende innehouden geïnsinueert ende voorgelesen, dewelcke mij elcx in 't bijzonder ter antwoorde gaven als dat zij hoorde ende sagen.

Ende ten laetsten aen den heere Johan van Oldenbarnevelt heere van den Tempel, Roderijse, raet ende advocaet van Hollant, diewelcke de voorseyde insinuatie ende protestatie niet en wilde accepteren ofte aennemen, maer gaf ter antwoorde dat deselve gedaen machte werden als dijckgrave ende hoge heemraden van Delflant collegialiter soude wesen vergadert.

Relaterende desen voor mijn wedervaren.

Aldus gedaen in 's-Gravenhage ten voorseyden dage ende jare ter presentie van Gedeon Bruynens, heemraetsbode van Rijnlant ende Pieter Pouwelss. metselaer, burger in den Hage voorseyt als getuygen ten desen versocht.

Ende was onderteeckent: Gedion Bruynnicx., Pieter Pouwells.

't Welck ick getuyge Phs. Lourenss. notarius subscripsit. (...)

(...) Op huyden den 1en februari anno 1614 hebbe ick Willem Cornelisz. van Suyenhout notaris publicq bij den Hove van Hollant geadmitteert in 's-Gravenhage residerende mij mette naergenomineerde getuygen ten versoecke van dijckgrave ende hoge heemraden van Rijnlant gevonden ten huyse van den heere raetsheer Loon wonende alhier in den Hage aen den persoon van d'heere joncker Aelbrecht Storm van Wena, dijckgrave van Delflandt ende ten huyse van den heere rekenmeester Basius aen den persone van de heer Jacob Hugensz. van der Dussen, heemraet van Delflant voorseyt ende henluyden na sijne forme ende inhouden geïnsinueert ende voorgelesen seeckere acte van insinuatie ende protestatie belangende de lantscheydinge tusschen Rijnlant ende Delflant voorseyt bij dijckgrave ende hoge heemraden voornoemt opten tweeden januarii lestleden voor den notaris Dirck van Egmont gepasseert, diewelcke mij beyden elcx in 't bijsonder ter antwoort gaven: ick hoore, ick sie.

Relaterende hiermede mijn wedervaren.

Aldus gedaen in den Hage ten dage ende jare voorseyt ter presentie van d'eersame personen Franck van der Meulen, procureur tot Leyden ende Jan Adriaenss. van Warmenhuysen, mede notaris, als getuygen met mij notaris ten desen versocht ende gerequireert.

Ende was onderteyckent: F. van der Meulen, J.A. van Warmenhuysen.

t'Oirconde W.C. van Suyenhout notarius publicus. (...)