Case files of a legal dispute between the Hoogheemraadschap van Rijnland and its fellow institution for Delfland concerning the border between Wassenaar and Haagambacht, 1613-1631
- Details
- Links
ID
294Record Type
Case file
Date(s)
Permalink(s)
Source(s)
K. Zandvliet (red.), Prins Maurits' kaart van Rijnland en omliggend gebied door Floris Balthasar en zijn zoon Balthasar Florisz. van Berckenrode in 1614 getekend, Alphen aan den Rijn, 1989, pp. 12-14 (after Hoogheemraadschap van Rijnland (Oud Archief Rijnland (OAR) 1255-1857), 8199)
Transcription
(...) Op huyden den xxv en octobris xvi veerthien es voor mij Henric van Heemskerc, notaris publycq bijden Hove van Hollandt (opte nominatie der stad Leyden) geadmitteert, mitsgaders voorden ondergeschreven getugen gecompareert Mr. Floris Balthazar gesworen lantmeter out omtrent LI jaren de welcke ten versoucke van Hogeheemraiden van Rhijnlandt bijden eedt die hij als lantmeter heeft gedaen, gehoort ende geexamineert sijnde opde interrogatorien hier na van woorde te woorden geinsereert, verclaert heeft waerachtich te wesen tgeene achter elck articule is gestelt.
Interrogatorie overgeleyt ten versoucke vande Hogeheemraiden van Rhijnlandt om daer op te horen Mr. Floris Balthazar gesworen lantmeter, jegenwoordich gearresteert en gedetineert sijnde van wegen de voorss(eyde) Hogeheemraiden.
(Vraag:) Waeromme hij inde chaerte, bij hem, ter ordonnantie vande voors(eyde) requiranten volgende zeeker accord getrocken, onder andere over Wassenaer ende Zuytwijck, niet en heeft gestelt dat de lantscheydinge oft Zijdwinde tusschen Rhijnlandt ende Delfflandt, is beginnende bij zuyden het Haechsche Bosch, ofte van zuyden den Hagenhoutschen wech, streckende te venewaerts op, mit een groot deel vande landen bij westen de voorsz(eyde) wech gelegen, mitsgaders bij westen Spiegeldijc int heemraetschap van Rhijnlant, als mit Rhijnlandt contribuerende morgen morgens gelijc, ende sulcx mede den woninge van Jan van Wesel, van de heer van Assendelft ende andere mede in Rhijnlandt leggende.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge dat hij ten tijde van tmaecken vande chaerte hier voorn geroert nyet anders en heeft geweten off deselve moste sulcx wesen, als ende bij hem getuge gemaect es.
(Vraag:) Ende daerenboven ooc veele landen, bewest: Spiegeldijck, ende bij noorden de oude wateringe, item de Heerwech, de clijnen, noch de landen ten wederzijden de gemeene beecq, ende Caswateringe gelegen tot de Raemwech ende Huybert Wouterszs Laen toe, verheelt aenden Dennewech dicht bij den Hage, insgelijcx in Rhijnlant gelegen, ende mit Rhijnlant mergen mergens gelijc contra buerende.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge ten tijde van t maken vande chaerte nyet anders geweten te hebben, dan hij getuge op tvoorgaende eerste articule heeft verclaert.
(Vraag:) Waeromme hij opte aenwijsinge (volgende zijn instructie) niet en heeft versocht schoudt ende ambachtsbewaerders van Wassenaer ende Zuytwijck, mer alleen een ambachtsbewaerder uyt Wassenaer, ende een uyt Zuytwijc, mitten bode ten opsiene dat sijn instructie ter contrarie inhout, invougen dat hij nyet en heeft cunnen becomen verclaringe vande selve, houdende dat hij op heurluyder aenwijsinge de affteckeninge van alle wegen wateringen etc. heeft gedaen, gelijc hij van eenige andere ambachten becommen heeft ende gehouden was van t'gehele heemraidtschap te becommen.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge aengesproocken en versocht te hebben den schoudt van Wassenaer, die tot sijnre assistentie neffens hem hem versocht heeft diet hem gelieffde, hebbende de voorsz(eyde) schoudt ooc voor seeckeren tijt daenwijsinghe helpen doen, latende hem getuge tot behulp vande vorder anwijsinge, die hij schoudt daer toe stelde.
(Vraag:) Off niet de voorsz(eyde) ambachtsbewaerders een uyt Wassenaer, ende een uyt Zuytwijck hem gepresenteert hebben gehad aenwijsinge te doen, tot de Raemwech ende Huybert Woutersz. Laen toe, als sijnde de landen onder deselve limiten in hen jurisdictie, ende sulcx in Rijnlandt gelegen.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge hem de presentatie in t'voorsz(eyde) articule geroert sijns wetens nyet gedaen te wesen, maer dat sij hem getuge hebben angeseyt dat die streeck mede onder Rhijnlant was behorende, hebbende sulcx hij getuge nyet nodich gedacht deselve te meten, als deselve bij hem van te voren gemeten sijnde, gelijc hij de voorsz(eyde) ambachtsbewaerders anseyde tot dien eynde henluyden verthonende een minute van voorgaende metinge.
(Vraag:) Ende off hij getuge niet en heeft daer op geseyt dat hen dienaengaende al aenwijsinge was gedaen.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge dat hij henluyden heeft verthoont een houck vande minute vande chaerte van Delfflandt, met anwijsinge dat t'voorsz(eyde) partije al gemeten was, sulcx de voorsz(eyde) ambachtsbewaerders nyet nodich achten daer van naerder anwijsinge te doen.
(Vraag:) Off hem deselve aenwijsinge nyet en was gedaen van wegen die van Delfflant.
(Antwoord:) erclaert hij getuge dat neen, maer dat hem d'aenwijsinge es gedaen bij eenige huysluyden daer omtrent wonen die hij sommige in huys ende sommigen int velt vont ende dat ten tijde hij getuge metier maecken vande chaerte van Delfflant besich was.
(Vraag:) Deur wiens last hij de voorschreven lantscheydinge in vougen voorsz(eyde) gestelt heeft, ende off hem bij Dijcgrave ende Hogeheemraiden, off yemant van haren twegen, gelast is de voorsz(eyde) lantscheydinge te stellen ter plaetze daer hij die gestelt heeft.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge hem int stellen vande lantscheydinge gereguleert te hebben naer d'oude chaerte gemaect bij Mathijs de Bije, zonder dat hem getuge bij Dijcgrave ende Hogeheemraiden gelast es deselve te stellen sulcx hij die gestelt heeft.
(Vraag:) Off yemant van Dijcgrave en Hoge heemraiden van Rhijnlandt daer van eenige wetenschap heeft gehad, dat hij de lantscheydinge aldaer ende in dier vougen zoude stellen.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge dat hij de lantscheydinge in vougen die es gestelt, deselve alsoo heeft gestelt sonder eenige kennisse off wetenschap van Dijcgrave ende Hoge heemraiden van Rhijnlandt, als sijnde tzelve geschiet int maecken vande chaerte van Delfflandt.
(Vraag:) Mer ter contrarie off Dijcgrave ende Hogeheemraiden tzelve ziende hem niet en hebben gelast de chaerte te dresseren naer behoren, namentlijc tot de Raemwech ende Huybert Wouterszs Laen toe.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge hem de voorsz(eyde) last gegeven te sijn weynich tijts voor den overlijden van goeder gedachten den Ed(ele) heere van Poelgeest, naer wekken last hij getuge hem van die tijt aff heeft gereguleert.
(Vraag:) Off hij tzelve niet en heeft gelooft te doen ende noch sulcx in meyninge is.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge, ja.
(Vraag:) Off hem tot dien eynde niet en sijn gerestitueert de cladde caerte ende de chaerte jegenwoordich hangende in de earner (sic, kamer) van de E.M. heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslant, als beyde impertinent ende voor cladden gereeckent sijnde.
(Antwoord:) Verclaert hij getuyge dat de minuyt of cladde chaert hem es gerestitueert om d'ander chaerte, hem mede gerestitueert sijnde, voorts op te maecken.
(Vraag:) Off hij niet wel en weet dat Dijckgrave ende Hoge heemraiden van Rhijnlant de chaerte niet en hebben begeert int net gemaeckt te hebben voor ende aleer zij op de cladde chaerte gehoort sullen hebben al de schouten ende ambachtsbewaerders om te weten off den lantmeter sich nopende de jurisdictie wegen wateringen ende anders nyet en hadde geabuseert.
(Antwoord:) Verclaert hij getuyge dat de heeren heemraden ten dien eynde de cladde caerte onder hen hebben gehadt omtrent sess weecken met d'acten vande schouten ende ambachtsbewaerders daertoe overgelevert.
(Vraag:) Ende off hem sulcx niet en is verboden yets int net te stellen ten ware tzelve soude wesen gerestitueert.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge geen memorie te hebben hem sodanige stricten verboth gedaen te sijn, maer dat hij de chaerte bij hem begost int neth te stellen de heeren van tijt tot tijt heeft verthoont gehadt, om tcontract voor soo veel mogelijck was naer te comen.
(Vraag:) Off hij tzelve ooc nyet en heeft belooft naer te comen.
Antwoord: Verclaert hij getuge angenommen ende belooft te hebben te becomen ende opt spoedichste te vorderen dacten vande respective schouten ende ambachtsbewaerders.
(Vraag:) Wie hem belast heeft de chaerte bij hem bewurpen (sic) uyt te geven ende die te bestellen off doen brengen inde earner van de E.M. heeren Staten van Hollandt of van haer E.M. Gecommitteerde Raiden.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge t'zelve gedaen te hebben uyt sijn eygen motyff ende sonder yemants last ende dat alleenlijck om te verthonen de buytenwercken Rijnlant niet aengaende.
(Vraag:) Wat vereeringen hem ten reguarde van dien es gedaen.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge hem ten dien regarde egeen vereeringhe gedaen te sijn, maer dat hem getuyge eenighe penningen sijn verstrect op t'geene hij getuge alreede ten reguarde van de buytenwercken gedaen heeft ende noch doen moet.
(Vraag:) Off hem ter contrarie niet en was belast deselve nyet te geven, maer daer in te dresseren, ende te veranderen tgunt hier voren, nopende de lantscheydinge ende de vordere landen, beneffens de pretense lantscheydinge bij hem gemaect gelegen, geseyt is.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge de voorsz(eyde) chaerte nyet uytgegeven te hebben met meeninge omme die aldaer te laeten blijven maer alleenlijck om de buytenwercken te verthonen ende t'selve sulcx gedaen sijnde d'selve wederom naer hem te nemen ten behouve vande heeren Dijcgrave ende Hoge heemraiden van Rhijnlandt.
(Vraag:) Wie hem verboden heeft de chaerte hangende inde earner (sic, kamer) vande E.M. heeren Staten te amplieren mit de landen wegen ende wateringen tusschen de Bezuydenhoutsche wech, Spiegeldijc, d'Raemwech ende Huybert Woutersss.
Laentgen verheelt aenden Dennewech.
(Antwoord:) Verclaert hij getuge hem geleden omtrent thien off twaelff dagen verboden te sijn bij den heere Mr. Johan van Oldenbarnevelt tscheyt nyet te veranderen, op pene indien hij getuge sulcx dede, dat hij getuge aen die van Delfflant geen geit meer en soude verdienen, maer dat hem getuge (sic) daer na bijde heer Jacob vander Dussen es angeseyt dat hij getuge (sic) sijne meesters (denoterende d'heeren hoge heemraiden van Rhijnlandt) soude dienen als na behoren, sonder dat hij getuge te vooren yemant daer aff hadden angesproocken. Wijders en tuychde hij nyet, presenterende tgene voorsz(eyde) es tot allen tijden des noodt sijnde naerder met eede te bevestigen van twelc de heeren requiranten versochten acte. Aldus gedaen binnen der stadt Leyden ten huyse van Cornelis Jacobsz. van Nieucoop, ter presentie vande zelven Nieucoop ende Hugo van Vinckesteyn schrijver als getugen ten desen versocht. Twelc ic getuge (...)
Marissa Griffioen
27 Feb 2020 10:05:40
14 Jan 2022 09:15:18