(...) Aen Meester Christiaen Sgroot, Geograeph, die somme van zeven hondert dertien ponden voir gelijcke somme hem competerende voir een jair vacatien, verschenen den XVc Martii LXXVIJ nae advenant van veertich schellingen sdaechs, die hem van wegen Zijne Majesteijt toegetaxeert zijn voir zijne arbeijt ende salaris van zekeren boeck the maecken, inhoudende bescrivonghe van diversche landen ende steden etc., allet blijckende bij copie auctentijcke vande opene brieven van Zijne Majesteijt daarop geexpediert mitsgaders bij de missive vanden Heeren vande Financien op deses landtrentmeesters IJe Rekeninge overgelevert, daeromme hier bij quitancie de voirsseide somme van VIIc XXX £.

(In the margin:) De landtrentmeester levert hierover quitancie van Chrispian (sic) Sgroot sprekende van VIIc XXX £ van XL groet Vlaemsch tpondt voor gelicken somma en een jaar gagien van II £ sdaechs, die van Coninclijcke Majesteijt hem hairlicx gegundt, gegeven ende verschenen sollen zijn op den XII Martii XVc LXXVII, dan soe die opene brieven van Sijne Majesteijt niet van jairlixe gaigie, maer van een traictement ende oderhoudt van IJ pond sdaegs innehouden, die hem 'sGroot vuijt sonderlinge gratie toegeleijt sijn so ende wanneer hij voor Sijne Majesteijt in einige sake sijnen stijl aengaende te werck gesteltt ende in stuck van geographie vacieren sall ende dat die lantrentmeester hier nit over en brengt ordonnancie van de Heren vande Financien noch behoirlicke affirmatie, dat Chrispian Sgroet dat aangetagene jaer, wesende IIIc LXV daegen buijte de plaetse sijnder residentie in sijne Majesteijts dienst om 'tvolmaecken van sekere carten gevaciertt hefft gelick den overleden lantrentmeester Verhoeven, achtervolgens die voerbenoemde opene brieve van Sijne Majesteijt ende 't beveel bij de Heeren vande Financien, hem op den XXIIII September XVc LXVIII gegeven op sijne rekeninge alle tijt overgelevert hefft. Idea loquitur, etc. Omme de selve redene voill dit artiekele bij deliberatie vanden burele doerslagen, dan sulx overbrengende sal men den Lantrentmeester doen dat reden is. (...)